-
1 abfangen
-
2 auffangen
-
3 einfangen
-
4 Meister
Meister〈m.; Meisters, Meister〉1 baas, patroon2 werkbaas, opzichter♦voorbeelden:bei einem Meister in der Lehre stehen • bij een baas in de leer zijnein Meister der Feder • een meester met de pen〈verouderd; formeel〉 einer Sache Meister werden • iets onder de knie, onder controle krijgen4 Meister vom Stuhl • Zittend Meester, voorzitter van een loge -
5 einer Sache Meister werden
iets onder de knie, onder controle krijgenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > einer Sache Meister werden
-
6 das Auto gerade noch abfangen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > das Auto gerade noch abfangen
-
7 ein abtrudelndes Flugzeug noch auffangen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > ein abtrudelndes Flugzeug noch auffangen
-
8 ein schleuderndes Auto einfangen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > ein schleuderndes Auto einfangen
-
9 Gewalt
Gewalt〈v.; Gewalt, Gewalten〉♦voorbeelden:höhere Gewalt • overmacht, force majeuredie staatliche Gewalt • het staatsgezagjemanden, etwas in seine Gewalt bringen • iemand, iets in zijn macht krijgensich in der Gewalt haben • zichzelf onder controle hebbenin, unter jemandes Gewalt stehen • in iemands macht zijn
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский